Millieu_Compact#7

SELECTIEVANHETBELANGRIJKSTEMILIEUNIEUWS compact mILIEU

Nummer 7 Jaargang 26 8maart 2014

Biobased economy vereist netwerken

Uitgelicht

SolarDays2014 De SolarDays 2014 komen er aan. Van 12 t/m 18mei staat zonne-energie in heel Nederland centraal.Meerweten? Kijkop ‘www.solardays.nl’. Afval verdient beter De gemeente Etten-Leur start een proef waarbij inwoners geld krijgen voor ingeleverd plastic verpakkingsafval en huishoudelijk blik. De proef krijgt als naammee ‘Afval verdient beter’, meldt Afvalonline.nl. Tijdens de proef, die duurt van half april tot half oktober, worden er vier inzamelplaatsen ingericht bij supermarkten.Twee medewerkers nemen het afval in en wegen het, waarnade inleveraareenstatiegeldbonontvangt. Duidelijkheidoverkeurmerken Alleen al in de afgelopen anderhalf jaar zijn er ruim90duurzaamheidskeurmerkenen-logo’sin Nederland bijgekomen. Dat schept verwarring. Om duidelijkheid te scheppen heeft Milieu Centraal de Keurmerkenwijzer gelanceerd. Op ‘www.keurmerkenwijzer.nl’ staan alle duurzaamheidskeurmerken overzichtelijk op een rij. Demerken zijnonderling te vergelijken opmilieuvriendelijkheid, dierenwelzijn, eerlijke handel endebetrouwbaarheidvandecontrole.

Foto: Michiel Wijnbergh

Voor de biobased economy zijn netwerken nodig van boeren, industrie en overheid. Dat stelt het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving in een advies aan het ministerie van Economische Zaken. Regionale projecten van agrarische ondernemers indebiobasedeconomymakenmeer kans bij een betere samenwerking tussen agrariërs en de verwerkende industrie. Een duidelijker beleid van provincies en gemeenten verdient eveneens aandacht. Ook is betere afstemming nodig tussen de ministeries van Economische Zaken en van Infrastructuur enMilieu.

1

milieu

compact

INHOUD

VergunningWet milieubeheer voor ENCI Maastricht 11 WeigeringWm-vergunning enmaximaal toegestane geluidbelasting 11 Dwangsomwegens uien of uienschillen inweilanden 12 Handhavend optreden tegen peilverlaging in polder Reeuwijk enSluipwijk 12 Overbrengengebruiktemotor- en systeemolienaarDuitsland13 Weigeringmilieuvergunning en ontbreken bouwvergunning 13 Belangenbetrokkenbij verleningvergunningOntgrondingenwet 14 Bestemmingsplanwoningbouw en geurhinder papierfabriek 14 Bezwaren bestemmingsplan en eigen belang appellanten 15 Woonbestemming en houden van kippen en hanen 15 Slechts één provinciale stikstofdepositiebank toegestaan in Gelderland 16 DUURZAMEONTWIKKELING Oplevering eerste klimaatneutralewijk inNederland 17 Nederlander wil meer inzet van gemeenten voor windmolens 17 NationaleMonitor GemeentelijkeDuurzaamheid 2014 17 In een jaar tijd ruim 100.000 dakenmet zonnepanelen erbij 18 Nederland enChina versterken banden energie 18 Nijmegen, Breda en Leeuwarden hebbenmeeste aandacht voor duurzaamheid 18 EUROPESEUNIE EuropeseParlement stemt inmet nieuwe emissie-eisen voor voertuigen 19 Belangrijkste resultaten van deMilieuraad van 3maart 2014 19 Nieuwe studies pleiten voor betere bescherming tegen overstromingen en ‘groenere’ belastingen 19 EU-burger steunt vernieuwde gemeenschappelijke landbouwbeleid 19 Commissie gaat in op eersteEuropese burgerinitiatief 20 Aandeel hernieuwbare energie stijgt 21 VoorstelCommissievoormeerenbeterebiologischeproducten 21 PUBLICATIES Dertigprocent Nederlands besparingspotentieel te realiseren in bestaand vastgoed 21 Milieueffectenvanverhogingautobelastingenverwaarloosbaar 22 UitvoeringDeltaprogramma vraagt slimme aanpak 22 Investeren bevordert energiezuinig gedrag 22 HANDHAVING Onvoldoende informatieover beste locatieswindparkenopzee16

BEDRIJF Boerenbedrijven kunnengroeien door aanpak ammoniak 3 ExxonMobil gaat klimaatrisico’s publiceren 3 OVERHEID Decentralisatienatuurbeleid: deNoordelijkeprovinciesaan zet 3 Minister Kampwerkt aanWarmtevisie 4 Samenwerkingmet Kazachstanop gebied vanmilieu- en watermanagement 4 Voortvarende uitvoeringNatuurpact door provincies 4 Voor de biobased economy zijn netwerkennodig van boeren, industrie en overheid 4 Overheden kunnen handelingsperspectief van energiecoöperaties vergroten 5 Gemeenten kunnenaan de slagmet het Energieakkoord 6 KLIMAATBELEID Extreemweer 2013 door klimaatverandering 6 Maatregelennodig voor behoud drinkwaterkwaliteit 6 Klimaatverandering aanpakkenmet oogopwerkgelegenheid en economisch herstel 7 LUCHTKWALITEIT Elf landenoverschrijden emissiegrenswaarden luchtverontreinigende stoffen 7 Lokale oplossingsmogelijkheden voor overschrijdingen fijnstof-norm8 Jaarlijks zevenmiljoendoden door luchtvervuiling 8

WETENREGELGEVING Waterregeling vereenvoudigd 9

WijzigingWet aansprakelijkheid kernongevallen 9 Uitbreiding hoofdstuk 9Wet milieubeheer tot deEEZ 9

OMGEVINGSVERGUNNING Geen gezondheidsnormen inOmgevingswet 10

RECHTSPRAAK Aanwijzing locatie ondergrondse afvalcontainers 10 Vaststellinghogerewaarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 11

Redactieadres DGCommunicatie Postbus 158 1600ADEnkhuizen 0228-326068 graafcom@wxs.nl www.dgcommunicatie.nl www.milieucompact.nl

Abonnementen MilieuCompact verschijnt 23x per jaar. Ieder nummer telt 24-pagina’s geordend en samengevat milieunieuws. Ook ontvangt u ieder kwartaal een handig overzicht van de voort- gang vanEuropesewetgeving. Daarnaast heeft u toegang tot het unieke online-archief van tien jaargangenMilieu Compact. Een abonnement op het meest completemilieutijd- schrift vanNederland kost € 549,- p/j (excl. 6%BTW).

JandeGraaf DGCommunicatie

Robert Donkers Coördinator StedelijkMilieubeleid Directoraat-Generaal MilieuEuropese Commissie, Brussel

Louise vandenBroek DGCommunicatie

ThieuKorten Special advisor DutchEmployers CoorperationProgramma (DECP)

Abonnementen kunnen op elk gewenst tijdstip ingaan en lopen automatisch door, in- dien zij niet tweemaanden voor het verstrijken van de abonnementstermijn schriftelijk zijn opgezegd. Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud van Milieu Compact, aanvaardt de uitgever noch de redactie enige aansprakelijkheid voor onvolledigheid of onjuistheid of voor gevolgen daarvan. Verveelvoudigen en openbaarmaking van Milieu Compact is slechts toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISSN 1385-6464.

Jan vandenBroek Senior adviseur Omgevingsrecht

JohnZigenhorn Jurist StichtingAdviseringBestuurs- rechtspraak voorMilieu enRuimtelijke Ordening

2

milieu

compact

laten zien hoe het bedrijf omgaat met de risico’s van klimaatverandering. Een van de belangrijkste risico’s voor bedrijven is de afwaardering van kapitaal, de zogenaamde ‘stranded assets’. Bij voorbeeld de afwaardering van olievoorraden omdat deze niet meer kunnen worden gewonnen door hoge kosten van CO2-rechten of te grote risico’s op verdergaande klimaatverandering. Zo’n afwaardering kan een enorme invloed hebben op de financiële positie van bedrijven. ExxonMobile gaat publiekelijk rapporteren hoe ze met deze risico’s denkt om tegaan. Directeur NatashaLamb van Arjuna Capital, een van de initiatiefnemers van de resolutie, zei: “Er worden steeds meer onconventionelebronnenopdebalansgezet,zoals teerzanden en diepe oliereserves. Die voorraden bevatten hoge concentraties CO2, de winning is riskant, moeilijk en duur en ze lopen een groot risico op afwaardering.Als investeerderswillenwe zekerheid dat we ons geld niet in een bodemloze put stoppen. Met de toezegging van ExxonMobil is een belangrijke stap gezet in de erkenning van de noodzaak om klimaatrisico’s en de financiële effecten er van voor bedrijven serieus te nemen. Bedrijven die dat niet op tijd doen zullen grote problemen gaan ondervinden bij hun financiering. duurzaamnieuws.nl Decentralisatienatuurbeleid: deNoordelijke provincies aan zet Deprovincies zijn vanaf 2014 verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nuNatuurnetwerkNederland geheten. Vanwege bezuinigingen moesten provincies het beoogde natuurnetwerk verkleinen, dezogehetenherijkingvandeEHS.DeRekenkamer constateert dat de drie Noordelijke provincies voor een forse opgave staan bij de inrichting van gronden. Verder zijn de beheerplannen voor de natuurgebieden met de Natura2000-status vertraagd. Met name de juridische complexiteit van de regels rondom de stikstofproblematiek heeft voor vertraging gezorgd. Het risico is dat de natuurkwaliteit minder snel wordt bereikt dan gewenst.Verderblijft vaakonduidelijk inwelkemate dedoelen van het natuurbeleid bereikt worden. OVERHEID

BEDRIJF

Boerenbedrijvenkunnengroeien door aanpak ammoniak

Staatssecretaris Dijksma (EZ) heeft samen met het agrarisch bedrijfsleven afspraken gemaakt over de uitstoot van ammoniak. Een vermindering van de uitstoot zorgt ervoor dat boerenbedrijven kunnen groeien en de natuurkwaliteit verbetert. De afspraken zijn onderdeel van een overeenkomst in het kader van de zogenoemde Programmatische AanpakStikstof. De ammoniakuitstoot kan omlaag door voedings- stoffen goed te gebruiken. Koeien die niet alleen gras maar ook maïs eten, stoten bijvoorbeeld minder ammoniak uit. Ook een langer verblijf in de wei verlaagt dat deuitstoot. Daarom isafgesproken dat het keurmerk voor minimale weidegang van 120 dagen blijft bestaan. De agrarische sector gaat bekijken hoeextraweidegang ingevuld kanworden enontwikkelt daarvoor een aanvullend keurmerk. Ook worden maatregelen genomen om nieuwe stallen te laten voldoenaandenieuwste technische mogelijkheden.Doorbijvoorbeeldaanpassingenvan de vloeren in stallen kan urine enmest gescheiden worden, waardoor er minder ammoniak ontstaat. Daarnaast worden er strengere eisen gesteld aan het gebruik vanmest. Demaatregelen zorgen voor bijna 10 procent minder ammoniakuitstoot van de veehouderij in2030. Dijksma heeft de afspraken gemaakt met de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO), De Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi), De Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), Brancheorganisatie voor ondernemers in groen, grond en infra (CUMELA), Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV), Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) en de Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP). Persbericht EZ, 18-3-2014 ExxonMobil gaat klimaatrisico’spubliceren Aandeelhouders hebben met een resolutie ExxonMobil, de grootste olie- en gasproducent ter wereld, onder druk gezet om op haar website te

3

milieu

compact

De Noordelijke Rekenkamer merkt op dat de Noordelijke provincies nu aan zet zijn om het Natuurnetwerk in te richten en af te ronden. Ze beveelt aan om een voortvarende start te maken met de uitvoering van het natuurbeleid, meer initiatief te tonen bij de inzet van het instrumentarium om ook de laatste hectares te kunnen verwerven en inrichten en daarbij te zorgen voor een doelmatige aanpak. Hierdoor is er eerder zicht op de beoogde natuurkwaliteit. Persbericht NoordelijkeRekenkamer, 24-03-2014 Minister Kampwerkt aanWarmtevisie Minister Kamp van Economische Zaken verwacht nog voor de zomermet eenWarmtevisie te komen. Daarinzal hij aangevenwathet kabinetdekomende 6 jaar wil bereiken op het gebied van aardwarmte, restwarmte en warmte- en koudeopslag. In zijn Warmtevisie zal de minister tevens ingaan op knelpunten die er zijn rond aardwarmteprojecten, zoals geothermische risico’s en de financiering van plannen voor gebruik van aardwarmte. Verder zal Kamp ideeën aandragen om de kennis op het gebied van aardwarmte binnen de glastuinbouw verder te vergroten. In april zal minister Kamp samen met LTO Glaskracht Nederland een versnellingspakket geothermie presenteren. Daarover zijn vorig jaar afspraken gemaakt bij het opstellen van het nationale Energieakkoord. De minister zal maatregelen voorstellen die de financiering van geothermieprojecten gemakkelijker maakt. Het Projectbureau WKO Zuid-Holland werkt aan een businesscase waarbij verschillende aardwarmteprojectenworden gebundeld, waardoor het voor pensioenfondsen en investeerders aantrekkelijker wordt om er geld voor vrij temaken Vakblad voor deBloemisterij, 21-03-2014 Samenwerkingmet Kazachstanopgebied van milieu- enwatermanagement Minister Schultz van Haegen (IenM) heeft met de Kazachse minister Kapparov van Water en Milieu een overeenkomst getekend over samenwerking tussen beide landen op het gebied van water, groene economie en energie. Het doel is van elkaar te leren en over en weer deuren te openen voor het bedrijfsleven. Schultz wil met de overeenkomst de vriendschappelijke banden met Kazachstan versterken. Het gaat vooral om

praktische resultaten op het gebied van milieu- en watermanagement: beschermingvanwaterbronnen tegenveront-reiniging, nieuwewaterzuiveringstech- nieken, efficiënt energiegebruik, recycling, klimaat- verandering en behoud van biodiversiteit. De samenwerkingsovereenkomst is getekend voor vijf jaar. Minister Schultz brengt in november van dit jaar met een bedrijvenmissie een bezoek aan Kazachstan en zal daar verdere afsprakenmaken. Persbericht Rijksoverheid, 24-03-2014 VoortvarendeuitvoeringNatuurpact door provincies De provincies hebben staatssecretaris Sharon Dijksma (EZ, PvdA) per brief geïnformeerd over de voorspoedige voortgang in de uitvoering van het Natuurpact. Hierinhebbendeprovinciesen rijk zich gecommitteerd aan het nastreven van een robuust natuurnetwerk, dat uiterlijk in 2027 gerealiseerd moet worden. In de brief wordt gewezen op twee positieve effecten van de afspraken uit het Natuurpact.Teneerstewordendeprovincies instaat gesteld te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water, Natura2000 en de Programmatische Aanpak Stikstof. Het perspectief op realisatie vanalle internationale verplichtingen is een verbetering tenopzicht vande situatie van vóór het Natuurpact. Ten tweede constateren provincies dat het nationaal natuurnetwerk (NNN) dat door hen wordt gerealiseerd–dankzij het Natuurpact - groter van omvang zal zijn dan overeen was gekomen in het Bestuursakkoord natuur uit 2012. De winst is niet alleen gelegen in de omvang van het NNN, maar ook in de inzet van middelen. De ambitie van een robuust netwerk kan mede nagestreefd worden dankzij de forse eigen inzet van provincies en de maatschappelijke partners, naast de in het bestuursakkoord en Natuurpact afgesproken inzet van grond en middelen. Het NNN moet zorgen voor een robuust en samenhangend netwerk van natuurgebieden inNederland.Debegrenzing isdoor demeeste provincies vastgelegd in hun ruimtelijke structuurvisies;enkeledoendit inde loopvandit jaar. IPONieuws, 21-03-2014 Voor debiobased economy zijnnetwerken nodig vanboeren, industrie enoverheid Op verzoek van het ministerie van EZ heeft het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving de kansen en belemmeringen onderzocht voor regionale biobased projecten van agrarische

4

milieu

compact

ondernemers. Een belangrijk knelpunt blijkt te liggen in de verkokering van het beleid van de ministeries van EZ en IenM, die elk voor verschillende toepassingen van biomassa verantwoordelijk zijn. Zo is EZ verantwoordelijk voor de biobased economy plus elektriciteit en warmte, en IenM voor transportbrandstoffen plus duurzaamheids- en klimaatbeleid. Dat leidt er toe dat de biobased economy onvoldoende speelruimte krijgt als gevolg van de prioriteit voor biobrandstoffen. Een voorbeeld: als methaan uit maïs wordt gebruikt als biogas, staat daar subsidie op. Maar wordt het gebruikt voor de productie van polymeren, een hoogwaardiger toepassing, dan is dat niet het geval. Daarom is er grote behoefte aan een samenhangende en gedeelde visie tussen de verschillende toepassingen van biomassa. De productie van hoogwaardige chemicaliën en materialen zal dan prioriteit moeten krijgen, ondersteund door de subsidies voor de productie vanbiobrandstoffen. Lang niet alle regionale biobased projecten van agrarische ondernemers lopen soepel. Een belemmerende factor die uit dit onderzoek naar voren komt ligt in de gebrekkige samenwerking tussen de agrarische bedrijven en de verwerkende industrie, met als risico dat er geen rendabele afzet isvoor degeproduceerdegrondstoffen.Het Platform raadt agrarische ondernemers aan meer aandacht te besteden aan het opbouwen van netwerken met de verwerkende industrie en aan contacten om aanbodenvraagbij elkaar tebrengen.Beidepartijen zullen beter elkaars taal moeten leren spreken. De tussenhandel moet de boeren ‘ontzorgen’ door de reststoffen op de bedrijven op te halen, en over de levering van deze grondstoffen zullen bij voorkeur contracten met een lange looptijd moeten worden gesloten. de vergunningverlening door de lokale en provinciale overheden.Agrarischeondernemers leggendaarbij meestal eenzijdig nadruk op de inhoudelijke kant van hun voorstellen, zonder voldoende aandacht voor de verdere verwerkingsmogelijkheden van hun producten. Het Platform raadt hen aan een verdienmodel toe te voegen waarin dit goed is uitgewerkt. Ook blijkt het voor agrariërs vaak moeilijk een vergunning te krijgen voor industriële verwerking van de agrarische producten bij de boerderij. Provincies en gemeenten zullen beter duidelijk moeten maken welke activiteiten Een verdere belemmering ligt in

op de boerderij zelf plaats kunnen vinden en welke thuis horen op een agro-industriepark. Persbericht CLM, 28-03-2014 Overheden kunnenhandelingsperspectief van energiecoöperaties vergroten De Rijksoverheid en gemeenten kunnen het handelingsperspectief van energiecoöperaties vergroten: de Rijksoverheid door meer zekerheid te bieden over de fiscale stimulering van zonnecentrales en deze zo nodig te verruimen, de gemeenten door in het aanbestedingsbeleidmeer ruimte te creëren. Dit blijkt uit onderzoek van PBL enAsisearch. Met het huidige overheidsbeleid zijn grotere projecten, zoals zonnecentrales, windmolens en grootschalige energiebesparingsprojecten in de particuliere woningvoorraad moeilijk uitvoerbaar voor energiecoöperaties. Hun activiteiten beperken zich in veel gevallen tot collectieve inkoopacties voor zonnepanelen, kleinschalige en kortlopende energiebesparingsacties, het doorverkopen van hernieuwbare energie en het beheren van een informatieloket.Hunbijdrageaande landelijkedoelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing voor 2020 lijkendaarmee vooralsnogbeperkt te zijn. In de praktijk blijkt dat met name grotere projecten in de particuliere woningvoorraad moeilijk uitvoerbaar zijn voor energiecoöperaties. Daarvoor zijn verschillende redenen. Zo is het bij zonnecentrales onzeker of deze voldoende rendabel zullen zijn: het financieren en beheren vanzonne-installatiesopbijvoorbeeldscholenwas tot voor kort een financieel aantrekkelijkeactiviteit. Vanwege een nieuwe bepaling dat de elektriciteit alleen is vrijgesteld van energiebelasting als deze is opgewekt ‘voor rekening en risico’ van de verbruiker, is het echter onzeker of dat zo blijft. Daardoor worden plannen momenteel uitgesteld. Windmolenprojecten zijn weliswaar rendabel, maar qua uitvoering dermate complex dat deze voor de meeste nieuwe energiecoöperaties alleen haalbaar zijn als zij samenwerken met een professionele ontwikkelaar. Verder zijn grootschaligere energiebesparings- acties in de particuliere woningvoorraad moeilijk vol te houden voor een enkel uit vrijwilligers bestaande coöperatie. Als gemeenten willen dat energiecoöperaties op dit gebied een grotere rol

5

milieu

compact

gaanspelen, zoudenzedaar een reëlevergoeding tegenover moeten zetten, zodat de coöperatie bijvoorbeeld een zzp-er als projectleider kan aanstellen. Ook van belang is dat gemeenten zelf een duidelijke visie ontwikkelen op de lokale energievoorziening en op de onderlinge rol en taakverdeling vandediverseactorenopdit terrein. Of de levering van zonne-elektriciteit onder de nieuwe ‘postcoderoosregeling’ aantrekkelijk zal zijn voor energiecoöperaties moet nog worden afgewacht, maar de eerste reacties wijzen erop dat het verdienmodel waarschijnlijk erg mager is. De Rijksoverheid zou over bijvoorbeeld een jaar kunnen evalueren of de gesignaleerde potentiële knelpunten daadwerkelijk een onoverkomelijke hobbel vormen en in dat geval de regeling kunnen verruimen. Daarnaast zou de Rijksoverheid snel duidelijkheid moeten verschaffen onder welke condities vrijstelling van energiebelasting bij ontzorg- constructies voor zonnecentrales wordt toegestaan. pbl.nl Gemeenten kunnenaandeslagmet het Energieakkoord Naar aanleiding van het Energieakkoord heeft de VNG een ondersteuningsprogramma ontwikkeld. Het programma is bedoeld voor gemeenten die lokaal of regionaal duurzame energie-initiatieven willen stimuleren en bestaat uit twee onderdelen: omgeving (particuliere woningeigenaren), vooral gericht op ondersteuning van lokale en regionale energiebesparing en energieopwekking in de gebouwdeomgeving. Hetministerie vanBZK stelt hiervoor een subsidie beschikbaar van 15miljoen euro voor de periode 2014-2016. Dit geld wordt met name ingezet voor regionale ondersteuning en voor expertise- en competentieontwikkeling. 2. Deelprogramma bedrijven, huur- en vastgoedsector, mobiliteit en duurzame energieproductie,gerichtzichopdeondersteuning van gemeenten bij de overige ambities uit het Energieakkoord. Denk aan het stimuleren en handhavenvanenergiebesparingbijbedrijven(Wet milieubeheer), maatregelen voor verduurzaming vande socialehuurvoorraad, hetmaatschappelijk vastgoed, de openbare verlichting, mobiliteit en transport en duurzame energieopwekking. VNGNieuws, 20-3-2014 1. Deelprogramma gebouwde

KLIMAATBELEID

Extreemweer 2013door klimaatverandering De extreme weersomstandigheden in 2013 die onder andere inAziëenEuropavoor veel problemen zorgden zijn te wijten aan klimaatveranderingen die door de mens zijn veroorzaakt. Dat heeft de meteorologische organisatie van de Verenigde Naties gezegd. Volgens de World Meteorological Organization hoort 2013 in de top zes van warmste jaren. Zo leidt de stijging van de zeespiegel steeds vaker totproblemen.Datbleekweluitdeverwoesting die de orkaan Haiyan aanrichtte in de Filipijnen, aldus secretaris-generaal Michel Jarraud. De tyfoon maakteruimzesduizendslachtoffersenveroorzaakte voormiljardeneuro’saan schade.Australiëbeleefde vorig jaarhetwarmste jaar inzijngeschiedenis. “Veel van de extreme gebeurtenissen van 2013 kwamen overeenmet wat we al dachten wat het gevolg zou zijn van klimaatverandering die veroorzaakt wordt door menselijk handelen”, zei Jarraud. Hij noemde niet alleendeFilipijnenenAustralië,maar ook tyfoon Fitow die China en Japan geselde, de enorme droogte die China teisterde en de overstromin- gen in Europa als gevolg van zware stormen. Novumnieuws Maatregelennodigvoorbehouddrinkwaterkwaliteit Opalle locaties inNederlandwaaroppervlaktewater wordt gewonnen voor drinkwater staat de waterkwaliteit onder druk als gevolg van de klimaatverandering. Maatregelen zijn nodig om het water in de toekomst geschikt te houden voor de drinkwaterbereiding. Het meest kansrijk is een combinatie van beleidsmaatregelen, aanpassingen in het watersysteem en een uitgebreidere zuivering door de drinkwaterbedrijven. Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van Deltares, KWR WatercycleResearch Institute en het RIVM. In Nederland wordt 40 procent van het drinkwater geproduceerd uit oppervlaktewater. De kwaliteit verslechtert als bij aanhoudende droogte de hoeveelheid water afneemt die door de rivieren stroomt. De invloed van lozingen van afvalwater op de waterkwaliteit is dan veel groter, omdat de concentratiesvanvervuilendestoffenuitde lozingen minder worden verdund.

6

milieu

compact

Daarnaastkandedroogteook leidentotwatertekorten op deMaas en tot verzilting van het rivierwater van deLekvanuitdeNoordzee.Hetwaterkangedurende dezeperiodenzonderextramaatregelennietworden gebruikt voor drinkwaterbereiding. Een mogelijke beleidsmaatregel is om lozingsvergunningen te relaterenaandehoeveelheidwater diedoor de rivier stroomt. In de praktijk zou dit betekenen dat veel vergunningenhieropmoetenwordenaangescherpt. Een andere maatregel is om het toelatingsbeleid van stoffen aan te passen en het effect van klimaatveranderingbij de toelating van stoffen mee tewegen.Omdevervuilingvanhetoppervlaktewater met geneesmiddelen en andere stoffen effectief te kunnen bestrijden, zeker bij laagwater, zou een uitgebreiderezuiveringdoor rioolwaterzuiveringsins tallaties (RWZI’s)eengoedeoptiezijn.RWZI’s lozen gezuiverd rioolwater op het oppervlaktewater, dat daarnawordtgebruiktvoordedrinkwatervoorziening. Dit gezuiverde water bevat echter nog resten van medicijnen, omdat de waterzuivering op de RWZI er niet op is ingericht ommedicijnen te verwijderen. rivm.nl Klimaatveranderingaanpakkenmetoogop werkgelegenheideneconomischherstel Uit een op 3 maart 2014 gepubliceerde speciale Eurobarometer-opiniepeiling blijkt dat 80 procent van de respondenten in de Europese Unie vindt dat een efficiënter gebruik van energie en de strijd tegen klimaatverandering de economie en de werkgelegenheid ten goede kunnen komen; 31 procent is het volledig met de stelling eens en 49 procent ishetergrotendeelsmeeeens.Vooral ineen aantal lidstaten die erg onder de economische en financiële crisis te lijden hebben gehad, worden de economische voordelen van energie-efficiëntie en de strijd tegen klimaatverandering hoog ingeschat. Ingeenenkele lidstaat laghet percentageonder 65 procent. • 80 procent van de respondenten is het met de stelling eens dat een efficiënter gebruik van energie en de strijd tegen klimaatverandering de economie en dewerkgelegenheid ten goede kunnenkomen. - 90procent vandeEuropeanen vindt klimaatverandering een ernstig probleem. Een grote meerderheid (69 procent) vindt het een ‘zeer ernstig’ probleem en 21 procent vindt Andere belangrijke resultaten van depeiling zijn:

het een ‘redelijk ernstig’ probleem. Slechts 9 procent vindt klimaatverandering geen ernstig probleem. Op een schaal van 1 tot 10 wordt de ernst vanklimaatverandering ingeschaaldop7,3 (vergelekenmet 7,4 in 2011 en 7,1 in 2009). • De helft van de Europeanen vindt klimaat- veranderingeenvandevierernstigsteproblemen. • 70 procent van de Europeanen is het ermee eens dat de vermindering van de invoer van fossiele brandstoffen economische voordelen voor de EU kan opleveren. 26 procent is het volledigmet destellingeensen44procent ishet er grotendeelsmeeeens. • De overgrote meerderheid van de Europeanen steunt nationalemaatregelen op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. • 50 procent van de respondenten zegt de afgelopen zes maanden iets gedaan te hebben om de klimaatverandering tegen te gaan (in 2011 was dat nog 53 procent). Het percentage dat – zonder specifieke tijdschaal –bereid is iets tedoenomdeklimaatverandering tegen tegaan bedraagt 89 procent (85 procent in 2011).

Redactie

LUCHTKWALITEIT

Elf landen overschrijden emissiegrenswaarden luchtverontreinigende stoffen De emissie van veel luchtverontreinigende stoffen ligt in de EU nog steeds boven de wettelijke grenzen. Uit recente gegevens van deEU-lidstaten blijkt dat een aantal landen hun emissieplafonds in 2012 overschreden. De nationale emissieplafonds (NEC)-richtlijn verplicht de EU-lidstaten emissiegrenswaarden of ‘ plafonds ‘ in2010 tebereikenvoorvierverschillende verontreinigende stoffen: zwaveldioxide ( SO2), stikstofoxiden ( NOx), ammoniak (NH3) en niet- methaan vluchtige organische stoffen (NMVOC). Uit een vroege analyse van de officiële gegevens blijkt dat 11 lidstaten minstens één plafond in

7

milieu

compact

2012 overschreden, vergeleken met 10 landen in 2011 . Evenals in voorgaande jarenwas het meest overschredenplafondstikstofoxide (NOx ), namelijk negen lidstaten. Wegvervoer draagt voor ongeveer 40 procent bij aan de totale EU NOx-emissies en is daarmee één van de belangrijkste factoren achter het grote aantal NOx- overschrijdingen. De reducties van deze sector in de afgelopen twee decennia blijken niet zo groot te zijn als oorspronkelijk verwacht werd. Hans Bruyninckx, EEA- directeur: “Luchtveront- reiniging is nog steeds een zeer reëel probleem - kijk maar naar de hoge concentraties van luchtverontreiniging die we onlangs zagen in grote delen vanWest-Europa.Wemoetendeze situatie te verbeterendoor deemissiesverder terug tedringen. Nieuwe technologieën kunnen daarbij helpen , moetenweookaanparticulierenaan temoedigenom actie te ondernemen, maar wemoetenmensen ook aanmoedigen om individueel actie te ondernemen, bijvoorbeeld door het stimuleren van alternatieven voor het autogebruik.” Twee landen-DenemarkenenFinland–overtradende limietvoorammoniak (NH3 ), terwijlLuxemburgalleen het plafond voor niet - methaan vluchtige organische stoffen ( NMVOC) overschreed. Luxemburg was het enige land dat twee plafonds overschreed in 2012, voor NOx en NMVOC. Alle 27 lidstaten hebben voldaanaande limiet voor zwaveldioxide (SO2). De gegevens tonen aan dat een aantal landen hardnekkige problemen heeft om aan hun nationaleemissieplafonds te voldoen. Bijvoorbeeld, Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg enSpanje overtraden het NOx-plafond in 2010, 2011 en 2012. Denemarken en Finland hebbenhetNH3plafonddrie jaaroprijoverschreden. Ondanks meerdere inbreuken op de plafonds zijn de totaalemissies van alle vier verontreinigende stoffen gedaald in de EU tussen 2011 en 2012. www.eea.europa.eu Lokaleoplossingsmogelijkhedenvoor overschrijdingenfijnstof-norm Lokaal worden normen voor fijnstof overschreden. VoorNederlandalsgeheelblijvendeoverschrijdingen binnen de norm, zelfs na de aanscherping van de EU-regels voor fijnstofconcentraties in de lucht die in 2015 ingaan. Steeds meer onderzoekers twijfelen echter of daarmee de gezondheid ook

geborgd is. Een lokale situatie kan nogal afwijken van het landelijk beeld. Zo kunnen er bronnen als autoverkeer, scheepvaart, dieseltreinen, industrie, maar ook houtkachels bijdragen aan concentraties fijnstof in de lucht. Het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) biedt oplossingen om de situatie zo in beeld te brengen, dat duidelijk wordt welke lokalemaatregelen effectief zijn. Bijvoorbeeld: 1. Meet met sensoren op meerdere lokale locaties Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit monitort met nauwkeurige meetapparatuur op 58 stations de situatie inNederland.Een lokalesituatiekandaarvan echter behoorlijk afwijken. Met een combinatie van sensoren en nauwkeurige apparatuur kan een lokalesituatieveel gedetailleerder inbeeldgebracht worden door op meer plaatsen en veel frequenter temeten. Op dezemanier wordt fijnstof op diverse plekken al inEindhoven gemeten. 2. Breng specifieke bronnen in kaart Met een slimme combinatie van meetapparatuur kunnen specifieke bronnen in kaart gebracht worden, zoals scheepvaart, dieseltreinen, houtkachels, verkeer en vliegtuigen. Dit geeft gemeenten de kans die specifieke bronnen te onderscheiden en zo nodig aan te pakken. In 2009 zijn zo de emissies van houtkachels inSchoorl inzichtelijk gemaakt. 3. Meet de samenstelling Fijnstof is een verzamelnaam voor allerlei soorten stof, van zeezout tot metaaldeeltjes tot roet. Deze deeltjes zijnniet allemaal evenschadelijk.Hetmetenvande samenstelling geeft een indruk van schadelijkheid en helpt om bronnen te identificeren. Op de Overtoom in Amsterdam werd vastgesteld dat het fijnstof vooral uit roet bestond. 4. Meet het effect Het is van belang om ook het effect van milieumaatregelen binnen een bepaald gebied vast te stellen. Met monitoring voor en na implementatievanmaatregelen isdit vast testellen. ecn.nl Jaarlijkszevenmiljoendodendoor luchtvervuiling Het aantal sterfgevallen door luchtvervuiling ligt wereldwijd fors hoger dan voorheen werd gedacht. Zo’n 7 miljoen sterfgevallen in 2012 houden verband met vervuilde lucht. Dat maakt deWereld gezondheidsorganisatie(WHO) bekend. Het aantal van 7 miljoen slachtoffers is een verdubbeling van eerdere schattingen. “De risico’s door

8

milieu

compact

luchtvervuiling zijn veel groter dan we voorheen dachten of begrepen, vooral met betrekking op hartziektes en beroertes”, aldus het hoofd van de milieu- en publieke gezondheidsafdeling van de WHO. Het merendeel van de slachtoffers valt door luchtvervuiling binnenshuis. Vanwege slechte fornuizen of slechte isolatie ontstaat er vervuiling. ANP/NU.nl, 27-03-2014

Parijs regelt de aansprakelijkheid van exploitanten van kerninstallaties voor schade uit kernongevallen en de verplichting hiervoor een verzekering of andere financiële zekerheid te hebben en in stand te houden. De definitie van de kerninstallatie in het Verdrag van Parijs is ruim. Om te voorkomen dat hierdoor installaties onder de reikwijdte van het Verdrag van Parijs zouden vallen waarvan de risico’s dit niet rechtvaardigen, is in het Verdrag de mogelijkheid opgenomen om kerninstallaties van de toepassing van het Verdrag uit te sluiten. Ook de nationale wetgeving moet vervolgens in deze mogelijkheid voorzien. De wijziging maakt dat wel mogelijk. De Minister van Financiën kan de in Nederland gelegen kerninstallaties van de toepassing vanhet Verdraguitsluiten. Bij toepassing van die bevoegdheid kan tevens worden bepaald dat deexploitant vande kerninstallatieaansprakelijk blijft voor schadewaarop tengevolge vandat besluit het Verdrag van Parijs niet meer van toepassing is. Staatsblad2014, 129, 27-03-2014 Uitbreidinghoofdstuk 9Wetmilieubeheer tot deEEZ Per 1 juli 2014 gelden de titels 9.3 en 9.3a van hoofdstuk 9 van deWet milieubeheer en vanenkele op dat hoofdstuk gebaseerde besluiten ook voor de exclusieveeconomischezone(EEZ).Dat ishetgevolg van het Besluit van 1maart 2014 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de titels 9.3 en 9.3a van hoofdstuk9vandeWetmilieubeheerenvanenkeleop dathoofdstukgebaseerdebesluiten totdeexclusieve economische zone (Besluit gedeeltelijke uitbreiding toepassingsgebied hoofdstuk 9 Wet milieubeheer tot de EEZ). Dit besluit beoogt de nakoming te verzekeren van de verplichting die Nederland als lidstaat van de EU heeft om verordeningen van de EU niet alleen op het Nederlandse grondgebied en indeNederlandse territorialezeeuit tevoeren,maar ook in de Nederlandse exclusieve economische zone indeNoordzee (EEZ). Het betreft, in chronologische volgorde: • dedetergentiaverordening; • dePOP-verordening; • deF-gassenverordening; • deverordening registratie, evaluatieenautorisatie vanchemischestoffen (REACH); • dekwikverordening; • deverordening indeling, etiketteringenverpakking vanstoffenenmengsels (CLP-verordening); • deozonverordening.

WETENREGELGEVING

Waterregeling vereenvoudigd Op 1 juli 2014 treedt in werking de Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 26 maart 2014, nr. IENM/BSK-2014/67289, houdende wijziging van de Waterregeling (vereenvoudiging verontreinigingsheffing). De wijzigingen van de Waterregeling zijn het gevolg van de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (aanvulling en verbetering; vereenvoudiging van de verontreinigingsheffing; opheffing van de Commissie van advies inzake de waterstaatswetgeving) (Stb. 2014, 21). De wettelijke bepalingen die betrekking hebben op verontreinigingsheffing voor zware metalen komen te vervallen. Daarnaast wordt een toepassing van een eenvoudiger analysemethode voor zuurstofbindende stoffen, de zogenoemde cuvettenmethode, mogelijk gemaakt. Tot slot is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de methoden voor het conserveren en analyseren van afvalwatermonsters aan te passen aan de meest recente normen van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). Door deze aanpassingen zijn de voorschriften nu in lijn met de voorschriften zoals die zijn opgenomen in de modelverordening van de Unie van Waterschappen. Hierdoor gelden nu in het hele land dezelfde voorschrift. Staatscourant 2014, 9021, 27-03-2014 WijzigingWet aansprakelijkheidkernongevallen Opeennader tebepalen tijdstipzal inwerking treden deWet van 1 maart 2014 tot wijziging van deWet aansprakelijkheid kernongevallen in verbandmet de toepassingvanartikel1,onderdeelb,vanhetVerdrag van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van kernenergie. Het Verdrag van

9

milieu

compact

Met dit besluit wordt de reikwijdte uitgebreid tot de EEZ. Hiermee is verzekerd dat Nederland voldoet aan zijn EU-rechtelijke verplichting om genoemde Europeseverordeningenookuit tevoeren indeEEZ. Staatsblad2014, 109, 14-03-2014

aangewezen als locatie voor twee ondergrondse afvalcontainers voor huishoudelijk restafval. Het dagelijks bestuur stelt zichophet standpunt dat het laten vervallen van de locatie Palestrinastraat ter hoogte van nummer 11 of het opschuiven hiervan geen optie is, omdat hierdoor de aanbevolen loopafstand van 75 m wordt overschreden en appellanten geen bijzondere omstandigheden hebben aangevoerd waarom hiervan afgeweken dient te worden. Volgens het dagelijks bestuur wordt niet lichtvaardig afgeweken van de aanbevolen loopafstand van 75 m, omdat dit een efficiënte bedrijfsvoering niet ten goede komt. Het verplaatsen of laten vervallen van locaties leidt ertoedat er geenoptimaleverdelingmeer isvanhet netwerkener sprake zal zijn vaneenonevenredige capaciteitsverdeling van het afvalaanbod. Ten gevolge hiervanmoeten containers sneller worden geleegdenbestaatereengroterekansopzwerfafval. Daarnaast is volgens het dagelijks bestuur een grotere loopafstand dan 75 m onwenselijk. Het dagelijksbestuur heeft ter zittingopgemerkt dat een overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75 m tot 125 m toelaatbaar wordt geacht wanneer de plaatsingsmogelijkheid van de afvalcontainers fysiek beperkt is of wanneer een alternatieve locatie aan meer criteria van het Programma van Eisen voldoet. Deze omstandigheden doen zich volgens het dagelijks bestuur niet voor. Daarbij gaat het dagelijks bestuur ervan uit dat wanneer de nabijgelegen containers in de Wanningstraat worden verplaatst dit ook niet ten goede komt aan de optimale verdeling van het netwerk. Daarnaast is het plaatsen vanperscontainers omde capaciteit van de afvalcontainers in de Wanningstraat en de Jacob Obrechtstraat te verhogen, volgens het dagelijks bestuur niet mogelijk in verband met opstuwend grondwater en vanwege de hogere kosten die perscontainers met zich brengen. Voorts zal ook wanneer de locatie wordt verplaatst naar één van de hoeken van de Wanningstraat, een parkeerplaats verloren gaan omdat voor de plaatsing van de containers rekening dient te worden gehoudenmet deaanwezige bomen, aldus het dagelijks bestuur. De enkele omstandigheid dat, wanneer de locatie wordt verplaatst de ondergrondse afvalcontainers niet langer direct voor woningenworden geplaatst, geeft volgens het dagelijks bestuur onvoldoende aanleiding om een overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75m toe te staan. Hetgeen appellanten aanvoeren geeft gelet op de door het dagelijks bestuur gegeven motivering geen aanleiding voor het

OMGEVINGS- VERGUNNING

Geengezondheidsnormen inOmgevingswet Minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu is niet van plan om in de Omgevingswet gezondheidsnormen op te nemen, of toetsen voor veiligheid,natuurofkwaliteitvandeomgeving.Alleen dewatertoetsmaaktnogeenkans.Uitgangspuntvan de nieuwewet is niet méér in regels vast te leggen, maarminder endaar houdt zeaanvast. “Wemoeten erop vertrouwen dat het lokale bestuur verstandige afwegingenmaakt”, zegt deminister. Vóór de zomer ligt de Omgevingswet in de Tweede Kamer. Niet iedereen zal zijn zin krijgen, kondigt de minister aan. “Belangengroepen willen het liefst alles in de wet opgenomen hebben, terwijl we juist proberen een wet te maken die gemeenten ertoe dwingt om aande voorkant al diebelangen inbeeld tebrengen en af te wegen: water, weg, ruimtelijke ordening, veiligheid, milieu. Een aparte veiligheidstoets of gezondheidstoets is dan niet meer nodig.” Over de watertoets zegt ze: “We zijner nogniet uit. Daar heb je temakenmet een orgaan – de waterschappen – dat geen deel uitmaakt van het gemeentebestuur. Dat is de enige toets waarover ik twijfel of er reden is om het anders vorm te geven dan de rest.” BinnenlandsBestuur, 28maart 2014

RECHTSPRAAK

Aanwijzing locatieondergrondse afvalcontainers

Bij besluit van 5 maart 2013 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid van de gemeente Amsterdam onder andere de Palestrinastraat ter hoogte van nummer 11, locatie nummer 15-09,

10

milieu

compact

oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen overschrijding van de aanbevolen loopafstand van 75m toe te staan. Er is daarom eveneens geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de door appellanten genoemde alternatieven niet geschikter zijn dan de locatie Palestrinastraat ter hoogte van nummer 11. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201303987/1/A4 Vaststellinghogerewaardenvoor de ten hoogste toelaatbaregeluidsbelasting Bij besluit van 14 mei 2013 heeft het college van BenW van Enschede hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van deWet geluidhinder vastgesteld vanwege de Gronausestraat en Oostweg ten behoeve van 19 voorziene woningen in het plangebied van het bestemmingsplan “Eschmarke Zuid West 2010”. Appellante voert aan dat het college zijn bevoegdheid tot het vaststellen van hogerewaardenheeftmisbruikt,nudiebevoegdheid volgenshaar niet isbedoeld voorwinstoptimalisatie om uitgiftemogelijkheden te vergroten. Ingevolge artikel110a,eerste lid,vandeWgh ishetcollegevan burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van eenhogerewaardevoor de tenhoogste toelaatbare geluidsbelastingopdegevelvanwoningenenandere geluidsgevoelige gebouwen. Appellante heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op basis waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat het college zijn bevoegdheid tot het vaststellen van hogerewaardenheeft gebruikt voor eenander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. De enkeleomstandigheiddat het collegeeenfinancieel belang heeft bij de ontwikkeling van de voorziene woningen brengt niet met zich dat het college misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 110a, eerste lid, van deWgh. zie www.RaadvanState,nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201308382/1/R6 VergunningWetmilieubeheer voor ENCI Maastricht Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het college van GS van Limburg Enci een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor klinker- en cementproductie gelegen aan de Lage Kanaaldijk 115 te Maastricht alsmede een

revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van deWet milieubeheer voor de activiteiten in de groeve verleend. Voor zover, zoals Enci stelt, onder Natura-2000 gebieden als bedoeld in de Nbw 1998mede niet in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden moeten worden verstaan, vloeit uit deNbw 1998 niet voort welk gezag bevoegd is om met het oog op de effecten van een project of een andere handeling voor dezeNatura 2000-gebieden vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 19d van die wet. Ook in dat geval is de Nbw 1998 niet een correcte omzetting van de Habitatrichtlijn. Nu, zoals reeds in de tussenuitspraak is overwogen, met betrekking tot de effecten van een plan of project voor niet in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden de Habitatrichtlijn niet correct is omgezet, komt, gelet op de rechtstreekse werking van artikel 6, derde lid, van deHabitatrichtlijn, SES in de onderhavige procedure daarop een beroep toe. Dat, zoals Enci stelt, de effecten voor niet in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden in een procedure over een inmiddels aangevraagde Nbw- vergunning aan de orde kunnen en zullen komen, laat onverlet dat dit aspect in deze procedure door SES met recht aan de orde kan worden gesteld. Nu dit aspect door SES met een beroep op de Habitatrichtlijn in deze procedure aan de orde is gesteld en de mogelijke schadelijke gevolgen van Enci voor niet in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden door het college alvorens vergunning te verlenen niet zijn onderzocht en beoordeeld, ziet de Afdeling in hetgeen Enci heeft aangevoerdgeenaanleidingom terug tekomenvan haar oordeel in de tussenuitspraak dat het college in strijd heeft gehandeld met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. In hetgeen Enci naar voren heeft gebracht, ziet de Afdeling geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen, nu niet een vraag van uitleg van recht van deEuropeseUnie voorligt, maar een vraag van uitleg van nationaal recht. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201001848/1/A4 en201300528/1/A4 WeigeringWm-vergunning enmaximaal toegestanegeluidbelasting Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft het college van GS van Zuid-Holland geweigerd aan de Rivierendriesprong een vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van deWet milieubeheer te verlenen voor het veranderen van een inrichting voor afvalverwerking en de productie, opslag en verkoop van bouwstoffen, bestratingsmaterialen

11

milieu

compact

en beton, te Papendrecht. Op grond van artikel 45 van deWet geluidhinder zijn voor de woningen Frederik van Eedenstraat 1 en 2 MTG-waarden (maximaal toegestane geluidbelasting) vastgesteld van onderscheidenlijk 52 en 53 dB(A). Wat betreft de gestelde overschrijding van de MTG- waarde voor de woning Frederik van Eedenstraat 1 overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling heeft eerder overwogen dat bij de berekening van de geluidbelasting op de zonegrens van een gezoneerd industrieterrein bepalend is welke geluidruimte de bestaande inrichtingen op het terrein op grond van de geldende vergunningen en algemenemaatregelen van bestuur als bedoeld in artikel 8.40 van de Wet milieubeheer toekomt (uitspraak van 23 december 2005 in zaak nr. 200508711/3 waarbij tot dezelfde conclusie is gekomen als in de uitspraak van de voorzitter van 17 november 2005 in zaak nr. 200508711/1). De Afdeling acht in lijnmet dit uitgangspunt, dat bij de berekening van de geluidbelasting op de woning Frederik van Eedenstraat 1 voor de inrichtingen van IV-Holding B.V. en Caldic isolatietechniek B.V. dient te worden uitgegaan van de voor deze bedrijven geldende maatwerkvoorschriften en niet van de in het Activiteitenbesluit milieubeheer gestelde geluidgrenswaarden. Dit is ook in overeenstemming met de Wet milieubeheer die niet toelaat dat rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingenwaarvan niet vaststaat dat zij redelijkerwijs te verwachten zijn. Niet in geschil is dat wanneer bij de beoordeling of wordt voldaan aan de MTG-waarden, de gestelde maatwerkvoorschriften voor de inrichtingen van IV- HoldingB.V. enCaldic isolatietechniekB.V. worden betrokkendeMTG-waardevoor dewoningFrederik van Eedenstraat 1 niet wordt overschreden. Het college heeft gelet hierop de vergunning ten onrechte op grond van artikel 8.10, tweede lid, van de Wet milieubeheer geweigerd voor zover het de overschrijding van de MTG-waarde voor de woning Frederik van Eedenstraat 1 betreft. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201112690/1/A4 Dwangsomwegensuienof uienschillen in weilanden Bij besluit van 2 maart 2012 heeft het college van BenW van Nieuwkoop aan appellant een last onder dwangsom opgelegd wegens het hebben, opslaan of verspreiden van uien of uienschillen in een aantal weilanden. Bij besluit van 19 november

2012 heeft het college het besluit onder wijziging van de wettelijke grondslag en verbetering van de motiveringgehandhaafdenuitgebreid. Bij uitspraak van 17 april 2013 heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deverbodsbepalingvanartikel 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer is op grond van artikel 22.1, tiende lid,vandiewetslechtsdannietvan toepassing voor zoverbij of krachtensdeKaderwet diervoeders ten aanzien van dezelfde gedraging voorschriften zijn gesteld. Nu bij of krachtens de Kaderwet diervoeders geen voorschriften zijn gesteld omtrent de door het college geconstateerde gedraging van appellant, het storten vanuienenuienschillen inde weilanden, staat artikel 22.1, tiende lid, van deWet milieubeheer, anders dan appellant heeft betoogd, ernietaan indewegdathet collegede lastopartikel 10.2, eerste lid, van die wet heeft gebaseerd. Dat het bedrijf waarvan appellant de uien verkrijgt, naar hij stelt, voldoet aandebij of krachtensdeKaderwet diervoeders gestelde criteria, is voor het antwoord op de vraag of artikel 10.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer van toepassing is niet relevant. De enkele stelling van appellant dat de uien en uienschillen ook eenmeststof kunnen zijn in de zin van de Meststoffenwet, wat daar ook van zij, kan niet leiden tot het oordeel dat artikel 10.2, eerste lid, van deWet milieubeheer op grond van artikel 22.1, negende lid,vandiewetnietvan toepassing is, reeds omdat appellant de uien en uienschillen niet als meststoffen heeft toegepast, maar als diervoeder. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201304822/1/A4 Handhavendoptreden tegenpeilverlaging in polder ReeuwijkenSluipwijk Bij besluit van 3 juni 2009 heeft de staatssecretaris van ELI, thans EZ, het verzoek van de KNNV om handhavend op te treden tegen de peilverlaging in het deel van de polder Reeuwijk en Sluipwijk aangeduid als blok 2, afgewezen. Bij besluit van 7 maart 2011 heeft de staatssecretaris opnieuw besluitend het door de KNNV gemaakte bezwaar gegrond verklaard wat de groene glazenmaker, de bittervoorn en de kleine modderkruiper betreft en voor het overige ongegrond verklaard, alsmede het Hoogheemraadschap Rijnland een last opgelegd tot het verrichten van bepaalde handelingen. Bij uitspraak van 8 augustus 2012 heeft de rechtbank het door de KNNV ingestelde beroep ongegrond verklaard. Ingevolge artikel 112, eerste lid, van de Ffw is de minister bevoegd tot oplegging van een

12

milieu

compact

last onder bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens diewet bepaalde. Ingevolge artikel 5:21wordtondereen last verstaandeherstelsanctie inhoudendeeen last totgeheelofgedeeltelijkherstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen tenuitvoer te leggen, indiende last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Gelet op deze bewoordingen betekent dat dat de staatssecretaris na vaststelling van de overtreding van de verboden van de Ffw de overtreder kan opdragen de situatie geheel of gedeeltelijk teherstellen inde toestandzoalsdiewas voordat de overtreding plaatsvond. Dat in de Ffw niet mede de verplichting is opgenomen de schade die door in het verleden begane overtredingen van de verboden is opgetreden te herstellen, doet daar niet aan af. Steun voor dit oordeel vormt artikel 2, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, waarin als doelstelling is geformuleerd dat de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding worden behouden of worden hersteld en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de richtlijn. Onder meer uit het arrest van het Hof van Justitie van 9 juni 2011, C-383/09 (Commissie tegen Frankrijk) moet worden afgeleid dat lidstatennietalleenmoetenzorgenvooreen juist envolledig rechtskader,maarookdeeffectiviteit van dit rechtskader moeten waarborgen door zo nodig concrete en specifieke beschermingsmaatregelen en desnoods preventieve maatregelen te nemen. Dit blijkt verder uit het “Guidance document on the strict protection of animal species of Community interest under the Habitats Directive 92/43/EEC” van februari 2007, waarin onder meer op bladzijde 28, onder punt 21, is vermeld dat alleen verboden niet altijdvoldoenensomspreventievemaatregelen moeten worden genomen. Hieruit kan worden afgeleid dat de Habitatrichtlijn niet slechts verplicht tot het voorzien in een rechtskader dat het nalaten van overtredingshandelingen bevat maar ook handelingen die leiden tot het herstel van de soort. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201209404/1/A3 Overbrengengebruiktemotor- en systeemolie naar Duitsland Bij besluit van1 februari 2012heeft deminister van Infrastructuur en Milieu bezwaar gemaakt tegen het voornemen van appellanteom gebruiktemotor- en systeemolie over te brengen naar Mineralöl-

Raffinerie Dollbergen te Duitsland. Bij besluit van 10 april 2012 heeft deminister het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Artikel 12, eerste lid, aanhef en onder h, van de EVOA geeft de bevoegdheid om bezwaar tegen een overbrenging temaken, indien het doel van de overbrenging de verwijdering van de afvalstoffen is, terwijl in de kennisgeving is vermeld dat deze bestemdzijnvoor nuttige toepassing.Niet gebleken is dat de over te brengen afvalolie in Duitsland zal worden verwijderd en dat appellante derhalve in de kennisgeving een onjuiste opgave van het doel van de overbrenging heeft gedaan. Dat de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat nuttige toepassing niet toegestaan is vanwege de aanwezigheid van PCB’s in de olie, betekent niet dat appellante het doel van de overbrenging onjuist heeft opgegeven als bedoeld in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder h, van de EVOA. De staatssecretaris heeft deze bepaling derhalve niet aan het gemaakte bezwaar ten grondslag kunnen leggen. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. zie www.RaadvanState.nl; ABRS 05-02-2014, nr. 201202733/2/A4 Weigeringmilieuvergunning enontbreken bouwvergunning Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft het college van GS van Zuid-Holland geweigerd aan de Rivierendriesprong een vergunning als bedoeld in artikel 8.4 van deWet milieubeheer te verlenen voor het veranderen van een inrichting voor afvalverwerkingendeproductie, opslagen verkoop vanbouwstoffen, bestratingsmaterialenenbeton, te Papendrecht. De Rivierendriesprong voert aan dat de vergunning ten onrechte is geweigerd wegens strijd met het geldende bestemmingsplan. Zij stelt zich hiertoe op het standpunt dat uit het bepaalde in artikel 8.5, lid 2 van de Wet milieubeheer en artikel 20.8 van de Wet milieubeheer volgt dat een milieuvergunning niet kan worden geweigerd vanwegehetontbrekenvaneenbouwvergunning.Op grondvanartikel 8.10, lid3vandeWetmilieubeheer heeft het collegedebevoegdheidomdevergunning wegensstrijdmethetbestemmingsplan teweigeren. Uit het advies van BenW van Papendrecht van 14 oktober 2011 blijkt dat dit college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet voornemens was ommee te werken aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van de

13

Made with